dinsdag 31 augustus 2010

22. Begin van de herfst


Het blad van de waterlelie is langzaam aan het verkleuren.
Van groen en geel naar oranjebruin.
Harmonisch verdelen de nerven zich vanuit het centrum naar de uiteinden van het
blad, precies zoals bij ons de aderen zich vanuit het hart steeds fijner vertakken.
Het water brengt de levenskracht tot in de kleinste delen van het organisme.
Zolang alles maar in beweging blijft en stroomt, is er leven.
Hieronder een blad van de Oost-Indische kers.

Piet Schellekens

maandag 30 augustus 2010

21. Calligrafische patronen

De vorige blog over textielpatronen deed me denken aan een aantal kalligrafische patronen die ik lange tijd geleden maakte.
Hieronder een achttal patronen, lettertje voor lettertje met een pen geschreven.
Zoiets heet monnikenwerk.

Piet Schellekens




zondag 29 augustus 2010

20. Dessins en patronen op textiel.

Ik hou van kleurige stoffen met een mooi patroon. Geweven textiel dat is gebatikt, geborduurd, getekend of bedrukt. Die stofjes verzamel ik, dat geeft me een rijk gevoel. Mensen gooien een versleten of kapot kledingstuk al gauw weg, maar uit een jurk, een rok of overhemd met een aardig dessin is altijd nog wel een mooi lapje te halen. Die gebruik ik dan weer om er een kledingstuk van mezelf mee op te fleuren, het interieur te verfraaien of ook wel om er cadeautjes in te verpakken met bijv. de ceintuur als strik.
Hieronder enkele stofjes uit de verzameling.

Zie ook: http://pietschellekens.blogspot.com/2010/11/38-dessins-en-patronen-op-textiel-2.html

Piet Schellekens          



maandag 9 augustus 2010

19. Het huisje van Ad Fontis (deel 3)

Lees eerst deel 1 en 2

De buren die ik heb, wonen een eindje verderop in een groot en hoog gebouw.
's Winters als de bladeren van de bomen zijn gevallen, kan ik ze zien.
Aparte mandjes, noemen ze de woningen met hun Brabantse tongval.
Niet van gevlochten riet, maar van staal en beton.
Eigenlijk lijkt het gebouw nog het meest op een enorm konijnenhok.
De mensen leven er ieder in een apart hokje en schuifelen heen en weer voor de ramen.
Toen ik in het begin aan mijn huisje begon te timmeren, belden ze de politie, de gemeente en bouw- en woningtoezicht. Waarom?
Omdat ik hier stiekem aan het bouwen zou zijn. Dat mag niet en is verboden als je geen vergunning hebt en die had ik vast niet.
Dus kwam er meteen een bouwambtenaar, een politieman en een milieuambtenaar kijken wat er aan de hand was. In de verte zag ik de buren achter de ramen kijken, hun lange oren staken nieuwsgierig boven de vensterbanken uit.
“Woont u hier?” vroeg een van de mannen..
“Nee” zei ik, want mijn huis was toen nog niet klaar om in te wonen.

“En wat is dat daar?!”, wees hij naar een hoog bouwwerk van takken en bladeren in het bos. “Een kunstwerk” zei ik. De ambtenaren gingen het opmeten en fotograferen en mompelden wat met elkaar.

Uiteindelijk stelden ze vast dat ik niet in overtreding was.
Ze hadden niks kunnen vinden wat verboden was, maakten nog wat foto’s van het huisje en vertrokken weer.
De buren in hun aparte mandje bleven nog lange tijd ongerust.
Een jaar lang kwam de milieuambtenaar van de gemeente elke dag opnieuw langsfietsen.
Soms bood ik hem een bakje koffie aan en dan keek ie binnen nieuwsgierig rond, maar zei verder geen vervelende dingen.
Na verloop van tijd zijn de buren toch min of meer aan me gewend geraakt en ik aan hen.
Ik verdenk ze er zelfs van dat ze het prettig zijn gaan vinden om mij als buurman te hebben, maar misschien overdrijf ik nu.

Een toilet bezit ik niet. Van tijd tot tijd graaf ik een diepe kuil aan de rand van het bos, daar poep ik in.
Dat is veel schoner dan om het te laten vallen in een witte porseleinen bak, vervolgens met veel drinkwater weg te spoelen en ergens ver hier vandaan in de zee te verstoppen.
Altijd buiten poepen en plassen is volgens de wet streng verboden.
Maar als koeien, varkens, paarden, eekhoorntjes en vogels buiten mogen poepen, mag ik dat ook.
Op het weiland hier tegenover sproeien ze zelfs ieder jaar duizenden liters varkenspoep over het land uit. Daar zitten medicamenten in, hormonen, zware metalen, etc., allemaal spullen die ik niet eet en dus ook niet kan uitpoepen.
Mijn poep is schoon, omdat ik schoon eet, dus doe ik dat met een zuiver geweten in het bos en neem bewust deel aan de kringloop van de natuur.
Rondom het gat in de grond heb ik enkele donkergroene doeken gespannen, zodat er vanaf het pad geen direct zicht is op mijn zandcloset als ik daarboven hurk.
Met een schop gooi ik er wat zand over en je ziet of ruikt niks meer. Simpel en schoon.
Ongeveer een keer per jaar graaf ik op een ander plekje weer een nieuwe wc.
Door de eeuwen heen hebben de mensen het zo gedaan, kweekten ze hun eigen voedsel en bleef hetgeen ze niet gebruikten of verteerden behouden voor hun landje, alles met zo min mogelijk verspilling en dat is erg mooi.
Inmiddels woon ik hier 7 jaar.
Vorig jaar kwam de eigenaar langs met een stuk papier. Dat legde hij op tafel met een pen ernaast, of ik even wilde tekenen.
Hij had wat problemen met de belasting, kon niet bewijzen dat ie van mij geen geld ontving en moest nu een gebruiksovereenkomst maken die ondertekend was door hem en mij.
Ik las wat er op het papier stond: “….deze overeenkomst kan ten alle tijde, zonder opgaaf van redenen door de eigenaar worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van twee weken, enzovoorts”.
Twee weken, dat was niet wat ik toentertijd met meneer Blauwmans had afgesproken, dus zei ik netjes tegen hem dat ik dit eventjes wilde bekijken en er eens goed over na zou denken voordat ik tekende.
Toen werd ie heel erg boos.
Als ik mijn handtekening niet meteen zette zou er morgen een bulldozer staan en ging de zaak tegen de grond, desnoods met mij erin.
“Teken je niet?’ zei hij tenslotte dreigend.
“Nee” zei ik en keek hem eens diep in de ogen.

Wat ik vertel is echt waar, de arme man greep naar zijn hart en begon plotsklaps hard te zuchten en te kreunen.
Hij was pas ziek geweest, zijn vrouw was ook nog maar net uit het ziekenhuis, nu werd het hem allemaal teveel en wilde ie dit geval even snel afwerken. “Teken maar gauw, dan ben ik daar vanaf, mijn vrouw ligt thuis ziek op de bank te wachten”.
Ik zat erbij en keek ernaar, ik tekende niet.
De eigenaar moest onverrichter zake terug naar huis.
De volgende dag kwam er geen bulldozer.
Wel kwam er na enige tijd een deurwaarder en zegde mij de huur op voor over een jaar, de termijn zoals ik die in het begin met meneer Blauwmans was overeengekomen.
Blijkbaar is het de tijd om een andere plek te gaan zoeken waar ik prettig kan wonen en werken.
Zo gaan de dingen in het leven.

Ad Fontis


18. Het huisje van Ad Fontis (deel 2)

Lees eerst deel 1

   Aan een zijde van de huiskamer bevindt zich een keukentje, een klein aanrecht met een kraan en afvoerbak. Een douche bezit ik niet. Iedere ochtend was ik me met koud water dat in één handomdraai uit de kraan stroomt. Het is en blijft een wonder. Dat water, heb ik ontdekt, komt zomaar uit de grond. Als ik een paar honderd meter over het bospad loop tot aan de verharde weg, ligt er bij de sloot een vierkante roestige deksel in het gras. Natuurlijk tilde ik die eens op om te kijken wat daaronder was en keek toen in een diep en donker gat. Mezelf vasthoudend aan de rand, liet ik me naar beneden zakken en stootte met mijn voet tegen een of ander voorwerp wat bij nader inzien een flinke koperen kraan bleek te zijn. Ik draaide er eens aan en sindsdien stroomt er in mijn huisje fris helder water uit de kraan boven het aanrecht.
   Dat water heb ik gratis, ik betaal er niks voor. En er is zo lang als ik hier woon nog nooit iemand bij me geweest die daar geld voor heeft gevraagd.
Waarom zouden ze ook? Het water komt vaak met hele bakken tegelijk uit de hemel vallen. Het enigste wat ze dan nog moeten doen is het in een buis stoppen en een zetje geven. Overigens gebruik ik maar enkele liters water per dag, dus er blijft genoeg over voor iedereen.

   Weet je waar ik ook niet voor betaal? Voor het wonen in dit huisje! Het schijnt dat wonen in een huis erg duur is, dat hoor ik tenminste overal. De mensen praten vaak over hypotheken, rentestanden, verzekeringen, enz., onderwerpen waar ik absoluut geen verstand van heb en me nooit mee bezighoud. Ik heb dit huisje niet gekocht, ik heb het ook niet gehuurd, ik woon er gewoon, dat is alles. Nou ja alles, er is wel iemand die het als zijn eigendom beschouwt. Meneer Blauwmans is de eigenaar. Hij bewoont een grote villa in een naburig dorp. Zijn woonplek is afgeschermd door hoge stalen hekken alsof daarachter wilde dieren huizen. Dat zou best wel eens zo kunnen zijn.
Hoewel, het is waarschijnlijker dat hij de hekken heeft geplaatst uit angst om iets van zijn eigendommen te verliezen. Ieder zijn plezier.
   Toen ik jaren geleden voor het eerst het boshuisje ging bekijken was het een bouwval. De kunstenaar die het als woning en atelier gebruikte, had het namelijk sterk verwaarloosd. De verf was afgebladderd, de ruiten kapot en een aantal dakpannen lagen eraf, waardoor het naar binnen regende en het houtwerk was weggerot. De vloer stond helemaal blank, de bloemmotieven op de wanden bleken schimmels te zijn. Als ik dat nou eens mocht opknappen en bijhouden in ruil voor gratis bewoning, dan was er weer een paradijsje meer op aarde, zo mijmerde ik. Al jaren geleden had ik me zoiets verbeeld, vertrouwde ik er op dat dit vroeg of laat op mijn pad zou komen. Ik wilde ook alleen nog maar zo’n plek in de natuur, daar ging ik voor. Op een dag begaf ik me dus naar de villa van meneer Blauwmans en belde bij het hekwerk aan. Na ’n tijdje wachten hoorde ik een krakend geluid afkomstig uit een metalen kastje. Het was een stem. Maar voordat ik kon antwoorden draaide de zware poort al uit zichzelf open. Aarzelend zette ik een paar stappen naar voren in de richting van het grote landhuis en boem!, knalde de poort achter me dicht. Opnieuw de stem uit het kastje: “Loop het pad maar op”. In de verte zag ik een al wat oudere man staan die me wenkte. Ik liep naar hem toe, gaf hem een hand en hij liet me binnen. Meneer Blauwmans had een wat norse gezichtsuitdrukking, was nogal brommerig en zakelijk. We gingen aan tafel zitten en hij begon zijn monoloog. Er bleken een heleboel mensen interesse in dat huisje te hebben vertelde hij, rijke mensen die er hun weekendhuis van wilden maken en er grof geld voor wilden geven, stadsmensen die terug naar de natuur wilden, quasi-boswachters, jagers en ander gespuis. Die had hij een voor een de deur gewezen.
Maar blijkbaar zag hij het met mij wél zitten, ik denk omdat ik geen papier hoefde te hebben met handtekeningen erop en zo. Eigenlijk deed ik per ongeluk alles precies zoals hij het wilde, niks bijzonders. Officieel mocht er niet in gewoond worden, maar de eigenaar wilde dat juist weer wél. Als ik het maar opknapte, er vaak zou zijn en ervoor zorgde dat het niet opnieuw vernield werd, want hij wilde op deze plaats nog eens ooit een grote villa bouwen om die dan weer te verkopen. Hij wachtte al jaren op toestemming van de gemeente en wacht trouwens nóg steeds. Als het om geld gaat, blijken hebberige en ongeduldige mensen soms erg geduldig te kunnen zijn. O.K. prima, dat is zijn zaak. Ik ging er dus wonen en maakte er een paradijsje van.

   Mijn voorganger had er 10 jaar gewoond. In deze periode was er wel 50 keer ingebroken en/of van alles vernield. Het geluk is met mij, want vanaf dat ik hier woon heb ik van niemand last gehad. Boeven blijken zich hier van de een op de andere dag niet meer op hun gemak te voelen. Toen ik de sleutel ontving voelde ik me een koning van een landgoed, wat ook zo is want rond het huisje liggen nog enkele hectaren bos die erbij horen. In dat bos woonden al veel vogels en dieren en nu kwam ik er dan bij als nieuwe bosbewoner. Ik voelde me gelukkig en een rijk mens. De dieren konden het meteen goed met me vinden en andersom ook, we werden en zijn goeie vrienden. Met het hout van de omgewaaide bomen uit het bos stook ik mijn houtkachel en maak of bouw ik mooie dingen.

(Wordt vervolgd)                             Ad Fontis

Het huisje van Ad Fontis deel 3:
http://pietschellekens.blogspot.com/2010/08/het-huisje-van-ad-fontis-deel-3-en-slot.html

17. Het huisje van Ad Fontis (deel 1)

Ad Fontis is een kunstenaar en natuurvorser die ik van vroeger ken en waarmee ik al lange tijd goed bevriend ben. Omdat ik er even tussenuit ben, heb ik Ad gevraagd om als gastschrijver enkele blogs te vullen over zijn leven in het bos.
Ad woonde een jaar of zeven in de natuur. Hij had me wel eens wat laten lezen over zijn ervaringen en het lijkt me wel aardig om u kennis te laten maken met zijn ideeën en schrijfsels. Zijn verhaal wordt weergegeven in 3 delen.

Piet Schellekens

   Ik bewoon ’n eenvoudig houten huisje in het bos. Het is een mooi plekje in de natuur waar ik jaren geleden al van droomde, waar ik langzaam naar toe leefde en wat uiteindelijk ook werkelijkheid is geworden. Het woongedeelte van het huisje is alles bij elkaar ongeveer 3 bij 4 meter. We zijn al gauw geneigd om zoiets klein en onleefbaar te noemen, maar de meeste mensen op onze aardbol moeten met veel en veel minder genoegen nemen. Mijn woonkamer is tevens slaapkamer, keuken, wasgelegenheid en werkplek. Maar ondanks dat heb ik voldoende ruimte om prettig te kunnen leven en werken.

   Voor het raam staat mijn bureau. Van hieruit kijk ik in het bos, naar de vogels, de konijnen en eekhoorns. Ik kan de bomen zien, het vallen van de bladeren en genieten van de momenten van de dag en de seizoenen, van de steeds veranderende kleuren en vormen, de prachtige luchten en nog veel meer. Links aan de bosrand komt in de ochtend de zon op en s’avonds gaat hij rechts weer onder bij een oud gehuchtje wat ik in de verte kan zien liggen. Als ik mijn blik tot achter de bomen verplaats, kijk ik uit over velden en akkers waar zwermen kraaien en houtduiven naar graantjes zoeken en bij onraad zomaar ineens kunnen opvliegen. Ik ben bevriend met de eekhoorns, het roodborstje en de muizen.








  
   Ook zie ik van tijd tot tijd de boer aankomen met zijn tractor en spuitmachine. Dan vertrek ik meteen en ga een nacht ergens anders slapen, want ik hou niet van gifwolken. Er is niemand die mij kan wijsmaken dat dat goed is voor de jonge planten, de aarde en de mensen die daarvan leven. Ik heb het nooit begrepen, de combinatie van vergif en voedsel. Denken de mensen daar nog wel eens serieus over na, over wat dat betekent? Of laten ze zich voordenken en -programmeren door degenen 'die het weten'. Waar is het ooit zo geroemde gezonde boerenverstand gebleven? 'Ach, waor maokte oe èige toch druk over? Dè spuult er wel wir aaf', zegt de boer dan. Maar ziekmakende of dodelijke chemische stoffen horen niet op en in levens(!)middelen, niet in de aarde, niet in de lucht en ook niet in de zee. Trouwens, wel eens van hechtmiddelen gehoord? Het is juist niét de bedoeling dat het er af spoelt. Ze zoeken het maar uit, ik vertik het in ieder geval om me langzaam maar zeker te laten vergiftigen. Waar was ik gebleven…..oh ja, dat ik zo’n mooi uitzicht heb.
  
   Aan het bureau voor het raam lees en schrijf ik voornamelijk. Ook maak ik hier de kleine werkjes, snij, knip, teken en plak ik. Voor het grotere werk ga ik naar mijn werkplaatsje en nóg vaker naar buiten, waar werkbanken, zaagbokken, hout, oud roest en alles wat de tijd heeft aangeraakt geduldig op me staan te wachten. Het bureau is ook mijn eettafel, even wat opzijschuiven en er is ruimte voor een bord en een kopje. De maaltijd is een steeds terugkerend feest. Ik ben me ervan bewust hoe bijzonder het is dat ik elke dag te eten heb, ben het leven er zeer dankbaar voor en kan er echt van genieten. Daar neem ik dan ook uitgebreid de tijd voor. Tegelijkertijd kijk ik door het raam naar buiten waar de vogels en eekhoorntjes in de weer zijn met de broodkruimels en pinda’s die ik daar heb neergelegd. Soms lees ik wat tussendoor, alles ontspannen en in rust. Ik eet veel fruit, dat is lekker en het is ook mooi om te zien als het op de schaal ligt te wachten en te rijpen. Verder eet ik, brood, groenten, e.d., maar alles zoveel mogelijk van zuivere kwaliteit.

   Van jongs af aan eet ik ook geen dieren, een vanzelfsprekendheid voor mij omdat vlees eten niet nodig is om gezond te zijn en te blijven. Waarom zou ik het leven wat zó dicht bij het mijne staat, doden en opeten, terwijl ik van lagere levensvormen zoals vruchten, planten, e.d., minstens zo krachtig en gezond blijf. Er is nog veel meer over te zeggen natuurlijk, maar dat is niet voor nu. Een televisie en geluidsinstallatie heb ik niet. Een enkele keer, meestal in de avond of nacht, luister ik naar de radio. Maar liefst wil ik zoveel mogelijk de geluiden van de natuur kunnen horen, de wind, het ruisen van de bladeren, de druppels op het dak als het regent, het geritsel van de muizen op zolder, de roep van de uil, de zang van de vogels en de klanken die de dieren uitwisselen met elkaar. Al dat geluid, wat tevens stilte, rust en muziek betekent, zou ik dan erg missen. Het raam beschouw ik als mijn tv. Nooit verschijnt er een saai programma op.

(Wordt vervolgd)                                Ad Fontis

Zie ook 'Het huisje van Ad Fontis' deel 2:  http://pietschellekens.blogspot.com/2010/08/het-huisje-van-ad-fontis-deel-2.html

vrijdag 6 augustus 2010

16. In alles leeft een zon 2 (aanvulling)

De afbeeldingen in de vorige blog werden erg klein weergegeven.
Daarom zal ik er van de zes, drie selecteren die groter geklikt kunnen worden.

    In alles leeft een zon                    De oerknal                     De punt in de cirkel

15. In alles leeft een zon

    In de natuur kan men op diverse niveaus waarnemen dat leven vanuit een middelpunt ontstaat, een centrum of hart waar de energie zich samenbalt en vanwaaruit deze zich ook weer ontplooit. Men zou het kunnen zien als een in- en uitademing. Tussen deze in- en de uitademing is een onmeetbaar moment van niets, of alles. Een moment van rust en tegelijkertijd chaos. Vanuit die ongeordende leegheid kan er nieuw leven ontstaan. Dit is eenvoudig voor te stellen als een stuk omgeploegde aarde. Het zaad, een nietig puntje met een oneindige potentie, kan hier tot ontwikkeling komen en zich verbinden met de omgeving, de elementen: aarde, water, lucht en vuur. Dit principe wordt symbolisch voorgesteld als een punt binnen een cirkel ʘ. Dit oude symbool, de punt als zijnde het mannelijke en de cirkel als het vrouwelijke, staat ook wel voor de zon als bron van leven en drukt o.a. volmaaktheid uit.
    De meeste cosmologen hangen tegenwoordig de theorie aan van een heelal dat zo'n 13,7 miljard jaar geleden is ontstaan uit een oerknal. Het heelal dijt vanaf dit moment steeds verder uit, een proces dat nog steeds gaande is. De wetenschap weet niet wat hiervoor was en ook niet wat na het uitdijen volgt. Van de oude Egyptische wijsgeer Hermes Trismegistus is de spreuk: 'zo boven, zo beneden.' De grote cosmos weerspiegelt zich in de allerkleinste deeltjes en andersom kan men vanuit de bestudering van het kleine, het grote leren kennen.
    Met die wetenschap ben ik maar eens achter in de tuin gaan kijken en af en toe ook wel daarbuiten. Zo kwam ik tot de hypothese dat de oerknal, waar wij ons nog middenin bevinden, een kosmische uitademing is. Zo dadelijk (tijd is relatief) balt de energie zich weer samen tot een punt ● en zoals u misschien nog weet uit de meetkundeles: een punt kent geen afmetingen, heeft geen volume of oppervlakte, is nuldimensionaal, is het niets en alles. Het heelal ademt ritmisch in en uit, beleeft vele oerknallen en samenballingen van energie. En dit ontzagwekkende heelal is ook maar weer een celletje in een lichaam met een hart dat ritmisch beweegt en alles laat stromen in een eeuwige kringloop. Zo zou het kunnen zijn. Dat alles zag ik bij mij in de achtertuin gebeuren. Nu ga ik even boodschappen doen en daarna een boterhammetje eten.

zondag 1 augustus 2010

14. De klompendans




   Het gebeurde op een zwoele avond in augustus. De zon was al verdwenen achter de horizon. Vergeefs probeerden de vogels in slaap te komen. Door de muziek, het dansen en vooral de wijn, voelde ik me licht in het hoofd.
"Laten we een klompendans doen", riep er iemand.
Goed idee! Meteen haalde ik de klompen van de muur waarin mijn rode geraniums bloeiden en keerde ze om.
"Dadelijk zet ik jullie wel weer terug", mompelde ik enigszins schuldbewust.
   De klompendans liep zo vlot als witte wijn maar van een leien dakje kan vloeien. Alsof het vurige rood nog in de klompen zat, zo gingen de voetjes van de vloer. Toen ik de volgende dag wakker werd lagen de klompen naast mijn bed. Hé, wat doen die klompen hier?! Ik probeerde te gaan staan, maar viel meteen weer terug op mijn bed. Het leek wel alsof er opgepompte speldenkussens onder mijn voeten zaten. Ik wankelde naar buiten om mijn schoenen te zoeken en vond ze uiteindelijk in de tuin.
"Hé Peer", riepen de geraniums uitgelaten, "we houden een feestje en hebben even je schoenen geleend!". Rijkelijk met water besproeid stonden de geraniums in mijn schoenen en vierden hun feestje. Wat anders kon ik doen dan strompelend mijn bed weer opzoeken?