maandag 9 augustus 2010

18. Het huisje van Ad Fontis (deel 2)

Lees eerst deel 1

Aan een zijde van de huiskamer bevindt zich een keukentje, een klein aanrecht met een kraan en afvoerbak. Een douche bezit ik niet. Iedere ochtend was ik me met koud water dat in één handomdraai uit de kraan stroomt. Het is en blijft een wonder. Dat water, heb ik ontdekt, komt zomaar uit de grond. Als ik een paar honderd meter over het bospad loop tot aan de verharde weg, ligt er bij de sloot een vierkante roestige deksel in het gras. Natuurlijk tilde ik die eens op om te kijken wat daaronder was en keek toen in een diep en donker gat. Mezelf vasthoudend aan de rand, liet ik me naar beneden zakken en stootte met mijn voet tegen een of ander voorwerp wat bij nader inzien een flinke koperen kraan bleek te zijn. Ik draaide er eens aan en sindsdien stroomt er in mijn huisje fris helder water uit de kraan boven het aanrecht.

Dat water heb ik gratis, ik betaal er niks voor. En er is zo lang als ik hier woon nog nooit iemand bij me geweest die daar geld voor heeft gevraagd. Waarom zouden ze ook? Het water komt vaak met hele bakken tegelijk uit de hemel vallen. Het enigste wat ze dan nog moeten doen is het in een buis stoppen en een zetje geven. Overigens gebruik ik maar enkele liters water per dag, dus er blijft genoeg over voor iedereen.

Weet je waar ik ook niet voor betaal? Voor het wonen in dit huisje! Het schijnt dat wonen in een huis erg duur is, dat hoor ik tenminste overal. De mensen praten vaak over hypotheken, rentestanden, verzekeringen, enz., onderwerpen waar ik absoluut geen verstand van heb en me nooit mee bezighoud. Ik heb dit huisje niet gekocht, ik heb het ook niet gehuurd, ik woon er gewoon, dat is alles. Nou ja alles, er is wel iemand die het als zijn eigendom beschouwt. Meneer Blauwmans is de eigenaar. Hij bewoont een grote villa in een naburig dorp. Zijn woonplek is afgeschermd door hoge stalen hekken alsof daarachter wilde dieren huizen. Dat zou best wel eens zo kunnen zijn. Hoewel, het is waarschijnlijker dat hij de hekken heeft geplaatst uit angst om iets van zijn eigendommen te verliezen. Ieder zijn plezier.
   Toen ik jaren geleden voor het eerst het boshuisje ging bekijken was het een bouwval. De kunstenaar die het als woning en atelier gebruikte, had het namelijk sterk verwaarloosd. De verf was afgebladderd, de ruiten kapot en een aantal dakpannen lagen eraf, waardoor het naar binnen regende en het houtwerk was weggerot. De vloer stond helemaal blank, de bloemmotieven op de wanden bleken schimmels te zijn. Als ik dat nou eens mocht opknappen en bijhouden in ruil voor gratis bewoning, dan was er weer een paradijsje meer op aarde, zo mijmerde ik. Al jaren geleden had ik me zoiets verbeeld en vertrouwde ik er op dat dit vroeg of laat op mijn pad zou komen. Ik wilde ook alleen nog maar zo’n plek in de natuur, daar ging ik voor. Op een dag begaf ik me dus naar de villa van meneer Blauwmans en belde bij het hekwerk aan. Na ’n tijdje wachten hoorde ik een krakend geluid afkomstig uit een metalen kastje. Het was een stem. Maar voordat ik kon antwoorden draaide de zware poort al uit zichzelf open. Aarzelend zette ik een paar stappen naar voren in de richting van het grote landhuis en boem!, knalde de poort achter me dicht. Opnieuw de stem uit het kastje: “Loop het pad maar op”. In de verte zag ik een al wat oudere man staan die me wenkte. Ik liep naar hem toe, gaf hem een hand en hij liet me binnen. Meneer Blauwmans had een wat norse gezichtsuitdrukking, was nogal brommerig en zakelijk. We gingen aan tafel zitten en hij begon zijn monoloog. Er bleken een heleboel mensen interesse in dat huisje te hebben vertelde hij, rijke mensen die er hun weekendhuis van wilden maken en er grof geld voor wilden geven, stadsmensen die terug naar de natuur wilden, quasi-boswachters, jagers en nog ander gespuis. Hij had ze een voor een de deur gewezen.
Maar blijkbaar zag hij het met mij wél zitten. Waarschijnlijk omdat ik geen papier hoefde te hebben met handtekeningen erop en zo. Eigenlijk deed ik per ongeluk alles precies zoals hij het wilde, niks bijzonders. Officieel mocht er niet in het huisje gewoond worden, maar de eigenaar wilde dat juist weer wél. Als ik het maar opknapte, er vaak zou zijn en ervoor zorgde dat het niet opnieuw vernield werd, want hij wilde op deze plaats nog eens ooit een grote villa bouwen om die dan weer te verkopen. Al jaren wachtte hij op toestemming van de gemeente en hij wacht trouwens nóg steeds. Als het om geld gaat, blijken hebberige en ongeduldige mensen soms erg geduldig te kunnen zijn. O.K. prima, dat is zijn zaak. Ik ging er dus wonen en maakte er een paradijsje van.

Mijn voorganger had er 10 jaar gewoond. In deze periode was er wel 50 keer ingebroken en van alles vernield. Het geluk is met mij, want vanaf dat ik hier woon heb ik van niemand last gehad. Boeven blijken zich hier van de een op de andere dag niet meer op hun gemak te voelen. Toen ik de sleutel ontving voelde ik me een koning van een landgoed, wat ook zo is want rond het huisje liggen nog enkele hectaren bos die erbij horen. In dat bos woonden al veel vogels en dieren en nu kwam ik er dan bij als nieuwe bosbewoner. Ik voelde me gelukkig en een rijk mens. De dieren konden het meteen goed met me vinden en andersom ook, we werden en zijn goeie vrienden. Met het hout van de omgewaaide bomen uit het bos stook ik mijn houtkachel en maak of bouw ik mooie dingen.

(Wordt vervolgd)                             Ad Fontis

Het huisje van Ad Fontis deel 3:
http://pietschellekens.blogspot.com/2010/08/het-huisje-van-ad-fontis-deel-3-en-slot.html

Geen opmerkingen: