maandag 9 augustus 2010

19. Het huisje van Ad Fontis (deel 3)

Lees eerst deel 1 en 2

De buren die ik heb, wonen een eindje verderop in een groot en hoog gebouw.
's Winters als de bladeren van de bomen zijn gevallen, kan ik ze zien.
Aparte mandjes, noemen ze de woningen met hun Brabantse tongval.
Niet van gevlochten riet, maar van staal en beton.
Eigenlijk lijkt het gebouw nog het meest op een enorm konijnenhok.
De mensen leven er ieder in een apart hokje en schuifelen heen en weer voor de ramen.
Toen ik in het begin aan mijn huisje begon te timmeren, belden ze de politie, de gemeente en bouw- en woningtoezicht. Waarom?
Omdat ik hier stiekem aan het bouwen zou zijn. Dat mag niet en is verboden als je geen vergunning hebt en die had ik vast niet.
Dus kwam er meteen een bouwambtenaar, een politieman en een milieuambtenaar kijken wat er aan de hand was. In de verte zag ik de buren achter de ramen kijken, hun lange oren staken nieuwsgierig boven de vensterbanken uit.
“Woont u hier?” vroeg een van de mannen..
“Nee” zei ik, want mijn huis was toen nog niet klaar om in te wonen.

“En wat is dat daar?!”, wees hij naar een hoog bouwwerk van takken en bladeren in het bos. “Een kunstwerk” zei ik. De ambtenaren gingen het opmeten en fotograferen en mompelden wat met elkaar.

Uiteindelijk stelden ze vast dat ik niet in overtreding was.
Ze hadden niks kunnen vinden wat verboden was, maakten nog wat foto’s van het huisje en vertrokken weer.
De buren in hun aparte mandje bleven nog lange tijd ongerust.
Een jaar lang kwam de milieuambtenaar van de gemeente elke dag opnieuw langsfietsen.
Soms bood ik hem een bakje koffie aan en dan keek ie binnen nieuwsgierig rond, maar zei verder geen vervelende dingen.
Na verloop van tijd zijn de buren toch min of meer aan me gewend geraakt en ik aan hen.
Ik verdenk ze er zelfs van dat ze het prettig zijn gaan vinden om mij als buurman te hebben, maar misschien overdrijf ik nu.

Een toilet bezit ik niet. Van tijd tot tijd graaf ik een diepe kuil aan de rand van het bos, daar poep ik in.
Dat is veel schoner dan om het te laten vallen in een witte porseleinen bak, vervolgens met veel drinkwater weg te spoelen en ergens ver hier vandaan in de zee te verstoppen.
Altijd buiten poepen en plassen is volgens de wet streng verboden.
Maar als koeien, varkens, paarden, eekhoorntjes en vogels buiten mogen poepen, mag ik dat ook.
Op het weiland hier tegenover sproeien ze zelfs ieder jaar duizenden liters varkenspoep over het land uit. Daar zitten medicamenten in, hormonen, zware metalen, etc., allemaal spullen die ik niet eet en dus ook niet kan uitpoepen.
Mijn poep is schoon, omdat ik schoon eet, dus doe ik dat met een zuiver geweten in het bos en neem bewust deel aan de kringloop van de natuur.
Rondom het gat in de grond heb ik enkele donkergroene doeken gespannen, zodat er vanaf het pad geen direct zicht is op mijn zandcloset als ik daarboven hurk.
Met een schop gooi ik er wat zand over en je ziet of ruikt niks meer. Simpel en schoon.
Ongeveer een keer per jaar graaf ik op een ander plekje weer een nieuwe wc.
Door de eeuwen heen hebben de mensen het zo gedaan, kweekten ze hun eigen voedsel en bleef hetgeen ze niet gebruikten of verteerden behouden voor hun landje, alles met zo min mogelijk verspilling en dat is erg mooi.
Inmiddels woon ik hier 7 jaar.
Vorig jaar kwam de eigenaar langs met een stuk papier. Dat legde hij op tafel met een pen ernaast, of ik even wilde tekenen.
Hij had wat problemen met de belasting, kon niet bewijzen dat ie van mij geen geld ontving en moest nu een gebruiksovereenkomst maken die ondertekend was door hem en mij.
Ik las wat er op het papier stond: “….deze overeenkomst kan ten alle tijde, zonder opgaaf van redenen door de eigenaar worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van twee weken, enzovoorts”.
Twee weken, dat was niet wat ik toentertijd met meneer Blauwmans had afgesproken, dus zei ik netjes tegen hem dat ik dit eventjes wilde bekijken en er eens goed over na zou denken voordat ik tekende.
Toen werd ie heel erg boos.
Als ik mijn handtekening niet meteen zette zou er morgen een bulldozer staan en ging de zaak tegen de grond, desnoods met mij erin.
“Teken je niet?’ zei hij tenslotte dreigend.
“Nee” zei ik en keek hem eens diep in de ogen.

Wat ik vertel is echt waar, de arme man greep naar zijn hart en begon plotsklaps hard te zuchten en te kreunen.
Hij was pas ziek geweest, zijn vrouw was ook nog maar net uit het ziekenhuis, nu werd het hem allemaal teveel en wilde ie dit geval even snel afwerken. “Teken maar gauw, dan ben ik daar vanaf, mijn vrouw ligt thuis ziek op de bank te wachten”.
Ik zat erbij en keek ernaar, ik tekende niet.
De eigenaar moest onverrichter zake terug naar huis.
De volgende dag kwam er geen bulldozer.
Wel kwam er na enige tijd een deurwaarder en zegde mij de huur op voor over een jaar, de termijn zoals ik die in het begin met meneer Blauwmans was overeengekomen.
Blijkbaar is het de tijd om een andere plek te gaan zoeken waar ik prettig kan wonen en werken.
Zo gaan de dingen in het leven.

Ad Fontis


Geen opmerkingen: