woensdag 22 december 2010

56. De kersthaan van opa.

    Ha lekker, de feestdagen komen er weer aan! De schappen van de supermarkten puilen uit, de karretjes worden volgeladen en nóg eens volgeladen. Feest in het land, want Jezus is ook dit jaar weer geboren. Daarom gaan we winkelen en geven elkaar cadeautjes. We zoeken elkaar opvreten ons buikje vol, en zuipen ons lazarus. Samen feesten en je te buiten gaan aan al dat lekkers is veel gezelliger dan in je eentje zitten kniezen. “Nederland eet”, las ik op de website van de NOS die daar een dossier over bijhoudt. “Nederland vreet” is meer naar waarheid. Niet alleen met Kerst maar elke dag!
    Ik heb er zelf ook wel zin in. Zojuist kwam ik nog langs een boerderij (kipfabriek is een betere benaming) en hoorde achter de enorme stalen deuren de kippen kakelen. Enkel dat geluid al maakt dat het water me in de mond loopt. Dat heb ik niet alleen bij kippen, maar ook bij koeien, varkens en kalkoenen. Meteen begin ik te watertanden, wat toch een vrij normale reactie is als je iets lekkers ziet, of in dit geval, hoort. Ach, dit is natuurlijk ironie van mij, spelen met zaken die wij mensen normaal zijn gaan vinden. We doen veel dingen uit gewoonte en blijven dat vaak doen door luiheid van denken. De radertjes in het hoofd zijn soms vastgeroest. Er eens even de spot mee drijven zou misschien nét dat ene druppeltje olie tevoorschijn kunnen toveren waardoor de tandwieltjes weer op gang komen. En anders hopelijk onderstaand relaas wel.

Alweer lang geleden, ik zal een jongen van ‘n jaar of 8 zijn geweest, ging ik met mijn vriendje bij zijn opa op bezoek. Die opa zou voor de Kerst een haan gaan slachten en nam ons mee naar een hok waar de haan opgesloten zat. Wat dat slachten precies inhield was mij onbekend, een woord nog zonder veel ervaren inhoud. Ik wist dat het iets met met voedsel en eten te maken had, met de slager, de bakker of de groenteman. Zó dichtbij had ik een haan nog niet gezien. Ik verwonderde me over de prachtige kleuren van zijn veren, zijn staart en de vuurrode kam. Een beetje bang was ik ook, want de haan fladderde wild en pikte opa in zijn handen toen hij het deurtje opende en de haan wilde vastpakken. Hij klemde de haan onder zijn arm en kneep met zijn vingers de bek open.


Opeens zag ik het mes. De opa stak de haan achter in de keel, waarop het bloed uit zijn bek spoot. Daarna sneed hij hem in één snelle haal de nek af en zette de hevig spartelende haan op zijn poten. Heel even nog rende deze in de rondte, waarna hij bloedend en stuiptrekkend tussen de preiplanten viel. 


Opa en het vriendje moesten daarom lachen.
Ik was me doodgeschrokken en helemaal ontdaan. Wat was dit nou? Ik kon het niet vatten. Daarna werden de veren eraf getrokken en hield opa triomfantelijk een slap bleek roze lijkje omhoog. De mooie bijzondere haan van zojuist was dood. Besmeurd met bloed gingen zijn prachtveren en waardigheid de vuilnisbak in. Later, toen ik pas goed besefte dat vlees was terug te voeren op levende dieren met gevoel en een eigen karakter, ben ik gestopt met vlees eten. Dat is nu inmiddels ruim veertig jaar geleden. Een gemakkelijke keuze was dat, een keuze naar mijn hart en geweten.




Geen opmerkingen: