vrijdag 14 oktober 2011

212. De zedenmeesters

Gisteren las ik in De Volkskrant een column van Arnon Grunberg met als titel: ‘Zedenmeesters’. Ik plaats de column hieronder en vervolgens plak ik er zelf nog wat achteraan.
Klik op de tekst hieronder voor een groter beeld, keer terug met de pijl linksboven


   De zedenmeesters en de angst voor het obscene’ doet me onwillekeurig denken aan de angst voor het onderbewuste in de mens, datgene wat we vaak niet kennen of niet willen weten. Naast menselijke schoonheid, fatsoen en altruïsme, huist in ons ook het minder mooie, het ruwe onbeschaafde en de hebzucht. Met onze mooie menselijke eigenschappen hebben we niet zoveel moeite. Nou ja, bedenk ik meteen, sommige mensen weer wel. Degenen die vaak te horen hebben gekregen dat ze niks voorstelden, die altijd alles maar fout deden en zelden een compliment mochten ontvangen, zij hebben vaak wel moeite om zichzelf okee te vinden. Maar dat is dan even een extra hobbeltje dat genomen moet worden.

   Ik ga ervan uit dat wij mensen de totale ontwikkeling van het leven op aarde als informatie in ons mee dragen. Binnen dat kader is de ontwikkeling van de mensheid vrij  jong. Wij mensen noemen onszelf dan wel de kroon op de schepping, maar grotendeels bevinden we ons nog in dierlijke staat met de mechanismen en reacties die daarbij horen. We zijn in de loop der tijd zo slim geweest om allerlei wetten en regels te maken, waardoor we ons vrij redelijk gedragen en enigszins rekening kunnen houden met elkaar, op straffe van. Zover zijn we gekomen en dan nog loopt het herhaaldelijk flink uit de hand.
   Als een mens zich niet of nauwelijks bewust is van zijn schaduwkant kan dat voor vervelende verrassingen zorgen als men in een machtspositie belandt. Dat geldt tevens voor situaties waar de groepsnorm geldt of waar men het eigen geweten dient uit te schakelen zoals bijvoorbeeld bij het leger, de politie en meer organisaties. Binnen groepen manifesteren geldings- en overlevingsdrang zich sterker. Een persoonlijke geschiedenis van miskenning, liefdeloosheid of vernedering (en die ervaring hebben veel mensen), kan binnen een machtsverhouding gemakkelijk leiden tot excessief gedrag als overheersing, agressie en vernedering. Veel mensen kennen dit vanuit hun jeugd of van ervaringen op het werk of binnen een relatie. 

   Ons dagelijkse denken, doen en laten wordt nog steeds in sterke mate beheerst door dierlijke drijfveren als hebzucht, afgunst en heerszucht. Daaroverheen ligt een dun laagje beschaving wat nog volop in ontwikkeling is. Gewone brave burgers blijken in bepaalde situaties in staat te zijn om te moorden, te verkrachten en andere levens te vernietigen. Door onwetendheid en gebrek aan zelfkennis kan het beest in de mens losbreken en op een achteloos moment zijn gang gaan. Sluwe politici weten dat, ze werken daar op in en voeden de onderbuikgevoelens van de massa. Vreemdelingen en mensen met afwijkend gedrag hebben plots geen bestaansrecht meer, ze worden uitgestoten en moeten zo snel mogelijk oprotten. Dat zit er diep in, krijgt weerklank en heeft zijn oorsprong waarschijnlijk in de vroege mensheidsontwikkeling waar vreemdelingen met wantrouwen werden bekeken en gevaar betekenden. Ze zijn anders, we kennen ze niet, wat zijn ze van plan? Komen ze ons voedsel stelen, onze vrouwen roven? Willen ze onze schuilplaatsen of ons land innemen? Vreemdelingen en rare lui brengen niks goeds, ze hebben hier niks te zoeken, weg ermee! We zijn inmiddels vele duizenden jaren verder. Als in de huidige tijd het humane door het dierlijke wordt verdrongen is dat de omgekeerde volgorde en dat betekent achteruitgang. Als er zo’n klimaat wordt gecreëerd en deze primitieve instincten worden opgeroepen, komen er allerlei mensen en groeperingen in de knel, op de eerste plaats de vreemdelingen en zwakkeren in de samenleving. Of het nu boerkadragers zijn, moslims of joden, donker uitziende types, zigeuners, buitenlanders, zwervers, dieven, gestoorden, verkrachters, homoseksuelen,  pedoseksuelen of onaangepaste luilakken, we willen het vreemde of ongemakkelijk voelende uitbannen en ontkennen daarmee impliciet onszelf. In een later stadium worden daar dan vaak nog kunstenaars, schrijvers, intellectuelen, onafhankelijke denkers en voor alle zekerheid ook nog brildragers aan toegevoegd, omdat ze een gevaar kunnen vormen voor de leiders/dictators.

Bij mensen die niet de moed of de vermogens bezitten om in de donkere spelonken van de ziel af te dalen, vloeit het dierlijke en menselijke vaak naadloos in elkaar over. De angst voor het onbekende kan primitieve instincten, driften en frustraties naar de oppervlakte brengen waar machthebbers en politici verder op in kunnen spelen. Het zou triest zijn als deze tendens zich voortzet, want in dat geval staat ons nog een moeilijke tijd te wachten. Ook dan geldt dat de golfbeweging van het leven zich vroeg of laat weer uit het dal naar omhoog verheft. Het zou prettig zijn als we dat ook nog mogen ervaren. En maken we het niet meer mee dan komt alles uiteindelijk toch nog goed. Of niet?


Geen opmerkingen: