Van links naar rechts: rozenkever, pissebed, oorworm en een motje.
Die beestjes wil je liever niet in je bed hebben. Ik heb ze daar trouwens ook niet gevonden. Ze zaten in een open zakje met basaltmeel wat ik gebruik voor de rozenstruiken. Daar waren ze blijkbaar ingekropen en zijn daarna gestorven. Misschien kunnen ze niet tegen dat spul, je weet nooit zeker wat ze er in de fabriek doorheen hebben gemengd. Maar op deze manier tentoongesteld, is hun leven in ieder geval niet voor niks geweest.
Het lijkt zo onbetekenend, dat kleine pietepeuterige leven van een insect. Je zou zeggen dat de wereld er niks van merkt dat deze 4 beestjes er niet meer zijn. Wie mist ze? Moeder Rozenkever? Vader Rozenkever en de broertjes en zusjes Rozenkever? Nee, dat zal niet, al weet ik het niet echt zeker. Een paar beestjes meer of minder op onze grote aarde maakt toch zeker helemaal niks uit.
Nou is het alleen een beetje vervelend voor het ego van de mens dat de wereld niet ophoudt bij de aarde. Onze planeet bevindt zich in een onmetelijk heelal. En dit heelal bevindt zich in een nog onmetelijker heelal, maar dat moet nog ontdekt worden. Het is niet te bevatten. In de oneindige ruimte is onze aarde niet eens een stofje, laat staan dat de mensenwezentjes die er ruzie maken over een olieplasje, ook maar iéts te betekenen hebben. Wij mensen, zijn de pietepeuterige beestjes van het heelal. Als die vier dode beestjes niks hebben voorgesteld, dan stellen wij dus ook niks voor.
Dit realiserende kunnen we ons eigenlijk net zo goed terugtrekken van al dat opgeblazen gedoe, het van groot, naar groter en grootst willen groeien als land of als mens: carrière maken, geld verdienen, je baden in luxe en weelde, de lakens uitdelen en belangrijk zijn, met je kop op tv. Als dat nu helemaal niks blijkt te betekenen kan dat zomaar ineens een heel bevrijdend gevoel geven, want we hoeven niet meer zo nodig. Er ontstaat ruimte om de andere beestjes die er rondlopen te bekijken en elkaar eens goed met de voelsprieten te betasten en te besnuffelen. De aandacht verbreedt zich en gaat uit naar de omgeving, van ‘ik’ naar ‘wij’. De interesse voor andere mensen en volkeren overschrijdt landsgrenzen en er groeit een gevoel van verbondenheid met al het levende, een besef van diepe eenheid. Ineens betekenen we weer wél iets in het heelal, wijzelf maken bewust deel uit van het grote allesomvattende leven.
De vier kleine beestjes hierboven waren zelfs ná hun dood in staat om mijn pen in beweging te krijgen. Als levende menselijke wezens moeten wij dan ongetwijfeld ook het bijna onmogelijke, mogelijk kunnen maken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten