dinsdag 10 mei 2011

128. Het weefsel van de spinselmot


    De larven van de spinselmot (Hyponomeuta padellus) weven momenteel weer de prachtigste webben om allerlei objecten heen. Het betere inpakwerk zal ik maar zeggen. Eigenlijk geeft het een zelfde effect als sneeuw in de winter waarbij alles onder een zachte witte deken wordt bedekt. Verschil is dat het hier om zilverkleurige draden gaat die ook nog overal omheen worden gesponnen, een ideaal decor voor een sciencefictionfilm.
    De spinselmot zelf is een mooi wit vlindertje met langwerpige vleugels die bedekt zijn met zwarte stippeltjes, daarom heet ie ook wel de stippelmot. In de maand juli legt hij hoopjes van 25-50 eitjes op de takken van bomen en struiken. Over deze eitjes die nog voor de winter (in september) uitkomen, creëert de spinselmot een schild wat hard wordt waardoor het enige bescherming biedt tegen rovers. De larven spinnen zich ook nog in. In april gaan de larven naar de uitlopende takken en mineren de bladeren (zie ook blog nr. 8 :Bladmineerders juli 2010 ). Ze vormen zogenaamde blaasmijnen, holtes met ongeveer 10 exemplaren. De larven  ontwikkelen zich tot gelige rupsjes met twee rijen zwarte stippen over het lijf en een zwarte kop. Na een dag of tien verlaten ze deze plek en voeden zich met alle blaadjes die ze maar tegenkomen.


    Gemeenschappelijk weven de larven grote taaie spinsels die hen beschermen tegen vogels. Hebben ze een tak kaalgevreten dan spinnen ze een nieuwe tak in en vreten die leeg. Met duizenden zijn ze actief. Schud je aan een boom, dan laten ze zich direct aan een draad naar beneden zakken, want ze zijn erg gevoelig voor verstoringen, dus doe maar niet. In juni hebben ze er genoeg van, dan verpoppen ze zich in cocons. Een maand later komen de vlinders uit en begint de cyclus opnieuw. De foto’s zijn gemaakt op een kerkhof, een groot deel van de grafstenen is bedekt met de zilveren draden en bomen zijn compleet ingesponnen. Hoewel niet iedereen er blij mee is, vind ik het een prachtig natuurfenomeen.


    Zulke plagen zijn bijna altijd een natuurlijke reactie op menselijke activiteiten. De natuur probeert gewoon het oorspronkelijk evenwicht te herstellen. De aarde zoals ze nu is, is een grote bouwplaats en gatenkaas. Waar mensen zich vestigen verdwijnt de oorspronkelijke natuur. Als reactie daarop ontstaan dan plagen, kleine en grote rampen. Het bestrijden van in dit geval rupsenplagen heeft geen enkele zin als men zich niet werkelijk verdiept in de oorzaak. Zeker niet als dat gepaard gaat met het spuiten van vergif of het verwijderen van elk ongewenst sprietje groen.


Geen opmerkingen: